Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt mijn hart [5]geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij [6]vindt niets; [hetgeen] ik [7]gedacht heb, overtreedt mijn mond niet. 5. Eene gelijkenis van het werk der goudsmeden. Zie hfdst.7 vs.10, en hfdst.66 vs.10; Zach.13:9. 6. Geen schuim; dat is, geen onrecht of bedrog, dat ik mijne zaak of in mijn lijden zou voorhebben, gelijk volgt. 7. Dat is, ik voer niets anders in den mond dan mijn hart denkt. Anders, ik heb voorgenomen [dat] mijn mond niet zal overtreden.